
Het recht van de gemeenschap om belastingen ten behoeve van het functioneren van de overheid te heffen is ontleend aan de bijdrage van de gemeenschap aan de maatschappelijke activiteiten die belast worden.
Het staat politici niet vrij om geld op één activiteit te heffen en op een ander uit te geven, want dat leidt vroeg of laat tot Sinterklaasgedrag. Bij elke heffing is het duidelijk waaraan het wordt besteed en wat de rechtvaardiging voor de hoogte daarvan is. Je krijgt elk jaar een overzicht van alle door jou betaalde heffingen, uitgesplitst naar de doelen waarvoor die heffingen zijn aangewend.
Op dit overzicht staat ook wat jouw deel van de financiële balans van de gemeenschap is, jouw persoonlijke staatsschuld. Bedragen die de gemeenschap zou moeten reserveren om toekomstige uitgaven voor onder meer AOW-aanvulling, WW-, WIA- en ZW-uitkeringen, bodemsanering en asbestverwijdering te betalen staan aan de minkant, het zijn schulden. Gedane investeringen, voor zo ver gedekt door toekomstige heffingen – met uitsluiting van aardgasbaten – staan aan de plus kant. Jouw deel van de plus- en minbedragen neemt toe of af per jaar door de totale toe- of afname te verdelen naar rato van de verhouding tussen jouw grondslag en de totale grondslag in dat jaar. Voor zover de min groter dan de plus is, wordt dit als een persoonlijke staatsschuld aangemerkt en als achtergestelde lening gehanteerd. Het is schuld die op jouw rekening komt, en je hebt het recht niet om het door te schuiven naar een ander. Het is immers niet jouw geld.
Nood is ten diepste gebrek aan vermogen en wordt vanuit vermogen gelenigd. De gemeenschapsbijdrage aan het lenigen van nood wordt in principe bekostigd uit heffingen op vermogen, dat pro rata wordt geheven over alle leden van de gemeenschap naar verhouding van de grootte van hun vermogen, inclusief de netto waarde van hun woning. Deze netto waarde wordt bepaald door het bedrag aan uitstaande leningen af te trekken van de WOZ-waarde. Een laag of zelfs negatief inkomen leidt niet tot vermindering van de heffing op vermogen. Desnoods leent de gemeenschap je de verschuldigde heffing.
Voor zover je zelf te maken hebt met buitensporige kosten voor – bijvoorbeeld – medische zorg, worden die op de heffing over jouw vermogen in mindering gebracht, waarbij het minimumbedrag dat voor eigen rekening komt stijgt met het vermogen. Daardoor wordt voorkomen dat een vermogende meer terug krijgt bij dezelfde kosten dan een minder vermogende. Jouw giften aan het algemene nut beogende instellingen kunnen binnen grenzen worden afgetrokken van jouw bijdrage aan het lenigen van nood.
Een goed functionerende gemeenschap maakt het mogelijk om inkomsten te verwerven. Daarom worden de lopende kosten van de gemeenschap bekostigd uit heffingen op inkomsten, volgens een zelfde percentage van het inkomen boven de bijstandsnorm. Dit is rechtvaardig omdat de gemeenschap voorwaardelijk is voor het kunnen verwerven van hogere inkomens. Aftrekposten doen afbreuk aan deze rechtvaardigheid en worden daarom niet gehonoreerd, voor zover bepaald door privé-tegenvallers en niet de verwervingskosten van het inkomen. Nood en pech worden fiscaal niet verward.
Heffingen op productie – voornamelijk BTW, maar ook BPM – worden gebruikt om de afschrijvingen op de infrastructuur van de gemeenschap te bekostigen.
Voor alle heffingen geldt: vergelijkbare niveaus van bezit of inkomen leiden tot vergelijkbare heffingen. Een huizenbezitter en een huurder met een vermogen gelijk aan de netto waarde van de woning van de huizenbezitter dragen daarover evenveel bij aan nood.
Overdrachtsbelasting en successierecht worden afgeschaft, omdat er tegenover de grondslagen daarvan geen bijdrage van de gemeenschap staat. Wel wordt er van de boedel van een overledene of een emigrant de achtergestelde leningen ingehouden.
Geen enkele heffing is zo hoog dat het genot teniet doet dat leden van de gemeenschap aan hun aandeel van de grondslag beleven. Waar zoiets dreigt geeft de gemeenschap minder uit aan het doel van de heffing. Immers, uiteindelijk is niemand gebaat door het doen alsof wij rijker zijn dan wij zijn.
De prijzen die aan burgers en bedrijven in rekening voor overheidsdienstverlening worden gebracht zijn niet hoger of lager dan nodig om de reële productiekosten daarvan te betalen. Meer vragen is een verkapte vorm van belasting, die echter niet voldoet aan de eerlijkheidsregels die voor heffingen gelden. Minder vragen is een verkapte vorm van subsidie, waardoor andere heffingen op oneerlijke wijze hoger worden.