Wij zijn gewend om zorg te beschouwen als een recht. Voor het Sociaal Contract ligt dat anders: het is een plicht van de gemeenschap om zorg aan te bieden, maar dat maakt het niet zo dat het ontvangen van zorg een recht is. Deze manier van denken is nodig willen wij nu en in de toekomst goede zorg kunnen bieden.

Onze zorgkosten dreigen de komende jaren de pan uit te rijzen. Dat komt door de vergrijzing en het toenemende aanbod van medische ingrepen.

Erger nog dan de stijgende kosten is dat wij van al het geld dat wij aan de zorg besteden niet beter worden. Dat komt omdat wij sturen op de ingrepen en niet op het beoogde resultaat. Pas als wij de medische sector betalen voor toegenomen gezondheid in plaats van het aantal verrichtingen kan de zorg doelmatig worden.

De overheidsbijdrage aan de gezondheidszorg wordt gestuurd door de effecten daarvan, gemeten in termen van verlengde levensduur en toename in kwaliteit van leven – de kwaliteitsjaren maatstaf. Ook het aantal opleidingsplaatsen wordt op deze manier aangestuurd. Elke afzonderlijke medische discipline dagen wij daarmee uit om steeds effectiever te worden, onder meer door de aandacht te verschuiven naar preventie in plaats van genezing. Dat is slechts goed mogelijk als wij afstappen van het aansturen van de zorg op basis van de vraag, want gezonde mensen vragen niet.

Het overheidsbudget voor de zorg wordt tevens aangewend om infrastructuurprojecten te (helpen) bekostigen die de veiligheid bevorderen. Er is geen principieel verschil tussen het besparen van levens met medicijnen en het besparen van levens door een vrijliggende fietspad aan te leggen.

Wij kiezen zo objectief mogelijk, omdat wie niet kiest, daarmee toch een keuze maakt, en meestal een slechte. Deze keuzes worden gebaseerd op de keuzes die twee behoeftigen zouden maken ten aanzien van welke nood het eerst gelenigd wordt, stel dat ze beiden hun naaste lief zou hebben als zichzelf. Wij borgen dat niemand wordt voorgetrokken omdat hij of zij zieliger overkomt, hoger aanzien geniet, minder schuldig aan zijn ziekte of aandoening is of betere connecties heeft. Het gedrag van de patiënt speelt wel een rol bij de inschatting van het nut van een ingreep, en daarmee indirect op de prioriteit waarmee het wordt uitgevoerd, maar ook daar gaan wij uit van het vermogen van de mens zijn gedrag te veranderen, tenzij het tegendeel blijkt. Een verstokte roker die zijn longen kapot heeft gemaakt komt evengoed in aanmerking voor een longtransplantatie als iemand die nooit heeft gerookt, tenzij hij in de wachtperiode doorrookt of in het verleden al is behandeld op basis van de verwachting dat hij met roken zou stoppen maar dat niet heeft gedaan. Wie voor sneller zorg diep in de geldbuidel wil tasten mag dat slechts wanneer dat niet ten koste van een ander gaat; hij moet daarbij via zijn verzekering niet slechts voor zichzelf maar ook voor één ander betalen.

Consumptiegoederen waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat ze slecht voor de gezondheid zijn worden belast. Dat geldt in het bijzonder voor tabakswaren, alcohol en ‘fast food’. Deze heffing wordt aan de gezondheidszorg besteed. Deelnemers aan boksen, kickboksen en andere sporten waarin systematisch hersenletsel wordt toegebracht betalen per jaar een bijdrage ter compensatie aan de extra zorg dat ze in latere jaren nodig zullen hebben.