De laatste pakweg twintig jaar hebben neoliberale politici ons wijs gemaakt dat marktwerking zo ongeveer de oplossing voor elk probleem was. Ondertussen is zelfs Mark Rutte daarvan teruggekomen. Als het duidelijk is wat geleverd moet worden, helpt marktwerking weinig. Maar waar het gaat om nieuwe producten en nieuwe dienstverlening heeft marktwerking wel degelijk zin. Laten wij de baby niet met het badwater weggooien.

Van het mechanisme van de vrije markt mogen wij net zo min morele uitkomsten verwachten als van de zwaartekracht. Maar wanneer het goed functioneert borgt het dat wij alleen de producten en diensten leveren waar vraag naar is. De tucht van de markt werkt daarin beter dan de willekeur van de bureaucratie.

Waar gemeenschapsgeld geïnvesteerd moet worden om een economische inzinking te voorkomen, wordt het besteed aan bedrijven die anders meegetrokken zouden worden in de val van andere bedrijven, niet aan bedrijven die uit zichzelf op faillissement afstevenen. Dat kan misschien meer kosten, maar de kans dat wij ons geld terugzien is aanmerkelijk groter. Hetzelfde geldt voor landen. Griekenland gaat failliet en dat is goed.

De vrije markt is een onmisbaar instrument om te zorgen dat wij datgene produceren waar vraag naar is. Onze eerste prioriteit is te borgen dat de markt zijn werk kan doen. Waar een goede werking van de markt vanwege onevenwichtige verhoudingen tussen aanbieders en afnemers niet vanzelfsprekend is, borgen wij door middel van regulering en gedwongen transparantie dat de uitkomsten reëel zijn. Waar de uitkomsten inhouden dat medewerkers meer betaald krijgen dan de Balkenende norm, gaan wij verder: wij investeren in trainingsprogramma’s opdat het aanbod van mensen die dit werk kunnen doen aanmerkelijk wordt vergroot. En voor zover de betreffende werkgevers en werknemers niet aan de transparantie of de training willen meewerken, worden de hoge lonen met een tarief van minimaal 75% belast. Waar de uitkomsten van de markt inhouden dat medewerkers minder dan het minimumloon betaald worden, investeren wij in het opleiden van deze mensen naar ander werk. Werkgelegenheid wordt slechts door middel van structurele subsidies in stand gehouden bij wijze van bijstand. Anders zouden wij vergelijkbare nood onvergelijkbaar lenigen en zouden wij het pijnsignaal dat de markt ons geeft negeren, waardoor wij de kansen missen om beter gebruik van onze capaciteiten te maken.

De verhouding tussen de gemeenschap als werkgever en ambtenaren is per definitie onevenwichtig. Ambtenaren mogen daarvan niet de dupe worden. Hun lonen worden op basis van transparante en stabiele regels bepaald.